Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven.
Het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 464 tot en met 470/2.
De gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, artikelen 41, 162 en 170 §4.
Het decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een aanvullende gemeentebelasting geheven op de personenbelasting van de Staat ten laste van de Rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
In toepassing van artikel 285 en 286 van het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen wordt dit besluit en de inhoud ervan bekendgemaakt op de webtoepassing van de gemeente en wordt de toezichthoudende overheid van die bekendmaking op de hoogte gebracht overeenkomstig artikel 330 van het decreet Lokaal Bestuur.